Contenu de sensagent

  • définitions
  • synonymes
  • antonymes
  • encyclopédie

Lettris

Lettris est un jeu de lettres gravitationnelles proche de Tetris. Chaque lettre qui apparaît descend ; il faut placer les lettres de telle manière que des mots se forment (gauche, droit, haut et bas) et que de la place soit libérée.

boggle

Il s'agit en 3 minutes de trouver le plus grand nombre de mots possibles de trois lettres et plus dans une grille de 16 lettres. Il est aussi possible de jouer avec la grille de 25 cases. Les lettres doivent être adjacentes et les mots les plus longs sont les meilleurs. Participer au concours et enregistrer votre nom dans la liste de meilleurs joueurs ! Jouer

Dictionnaire de la langue française
Principales Références

La plupart des définitions du français sont proposées par SenseGates et comportent un approfondissement avec Littré et plusieurs auteurs techniques spécialisés.
Le dictionnaire des synonymes est surtout dérivé du dictionnaire intégral (TID).
L'encyclopédie française bénéficie de la licence Wikipedia (GNU).

Traduction

Changer la langue cible pour obtenir des traductions.
Astuce: parcourir les champs sémantiques du dictionnaire analogique en plusieurs langues pour mieux apprendre avec sensagent.

Dernières recherches dans le dictionnaire :

calculé en 0.062s


 » 

dictionnaire analogique

uitschietenmove involuntarily, move reflexively - quicken - stretch, stretch out - klakken, klikken, klikklakken, knippenclick, flick, snap - bend, flex - om zich heen grijpen, verspreid worden, voortwoekeren, zich uitbreiden, zich verbreiden, zich verspreidenbroaden, get about, get around, get round, proliferate, propagate, spread, spread like wildfire - zich uitstrekkenreach, reach out - potter, potter around, putter, putter around - dansendance, trip the light fantastic, trip the light fantastic toe - terugvallendrop back - hit the deck, hit the dirt - gravitate - fly - inschikken, opschikken, opschuiven, opzij gaan, verschikken, voorrang gevenease up, give, give way, move aside, move over, move up, sidestep, turn aside, yield - cut to - stampenlurch, pitch, shift - hobbelen, schokken, voortschokkenjar, jolt - wegduikenduck - dobberenbob - wallow, welter - aftroggelen, kronkelen, spartelen, trappelensquirm, twist, worm, wrestle, wriggle, writhe - wankelencoggle, wobble - sashay, sidle - schuchter lopen, zich een weg banensidle, thread - rollen, slingeren, strijkensail, sweep - brush, sweep - wiebelenwaggle, wamble - chop - reciprocate - zwaaienmove back and forth - nod - beat, pulsate, quiver - kloppen, slaan, stampenbeat, pound, thump - wankelenseesaw, teeter, totter - bokken, liftenbuck, hitch, jerk - geren, glooien, kantelen, neigen, omrollen, wentelencant, cant over, pitch, slant, tilt - wankelencareen, shift, tilt, wobble - door, karnen, woelen, ziedenboil, churn, moil, roil - doorslippen, sluipenslip, steal - afschudden, agiteren, drillen, in beweging brengen, rammelen, schuddenagitate, shake - trillen, vibrerenvibrate - jerk, twitch - flip, twitch - brekenclick, snap - agiteren, roeren, verroerenagitate, budge, shift, stir - opwekkenarouse, stir - dans, dansen, dansjedance - strompelen, struikelen, struikelen over, verstappenstumble, stumble over, trip, trip over - wankelenfalter, waver - afgolven, krullen, wapperen, wuiven, zwaaienflap, roll, undulate, wave - krioelenmill, mill about, mill around - draaien, omgaan, zich omdraaienturn - opschrikken, opspringen, schrikkenjump, overkill, start, startle - mope, mope around - beklauteren, beklimmen, bestijgen, opstijgenbestride, climb on, get on, hop on, jump on, mount, mount up - climb - bespringen, omhoog springen, overslaan, springen, springen over, verspringen, zich werpenbound, hop, jump, jump over, leap, leap over, spring, vault - wegspringenbolt - get down - meenemen, nemenassume, strike, take, take up - schommelen, wippenseesaw - ontsnappen, uitgaan, uitvoegenexit, get out, go out, leave, quit - afscheid nemen, afsplitsen, uiteengaan, uit elkaar gaan, zich delen, zich scheidendivide, part, part company, separate, split - uiteenlopendiverge - lean, list - doedelentumble, whirl, whirl around - close, come together - druk in de weer zijn, roezemoezen, roezenbustle, bustle about, hustle - niet stil kunnen zitten, spelen, stoeienfidget - beiden, de tijd nemen, dralen, dreutelen, lijmen, lijntrekken, neutelen, talmen, teuten, treuzelen, tuttendawdle, linger, take one's time - bang worden, huiveren, ineenduiken, ineenkrimpen, ineenschrompelen, krullen, schrikken, terugdeinzen voor, terugschrikkenbecome afraid, become scared, cower, cringe, crouch, flinch, funk, get afraid, get scared, quail, recoil, shrink, squinch, take fright, wince - denderen, inkwakken, uitvallenhurl, hurtle, lunge, thrust - stotenswoop - lopen, stromen, vloeienflow, flux - lekken, lopen, stromen, uitlopen, uitmonden, uitstromen, uitvloeien, vallen, vervloeien, vlieten, vloeiencourse, feed, flow, leak, run, stream - flurry - streak - heave - crash - thunder - snap - klapperenbeat, flap - fling - hinkelen, hinken, hinkepinken, hippelen, hippen, huppen, pikkelen, wippenhop - draaienturn - ontwijken, opzijgaan, uit de weg gaan, uitwijken, wegspringen, wijkendodge, get out of the way, jump away, leap away, sidestep - ontwijken, snel uittrekken, wegglippen, zich uit de voeten makendodge, make oneself scarce - throw - aan de kant gaan, laten passeren, opzij gaan, opzij stappen, plaats maken, plaats maken voorallow to pass, let through, make room, make space, make way, overlook, stand aside, step aside - laten rijdendance - grab - cut - close - doorkokenroll, seethe - deponeren, doen, leggen, neerleggen, neerzetten, opstellen, poseren, steken, stoppen, zettenlay, place, pose, position, put, set - aandrijven, bewegen, stuwen, voortbewegenimpel, propel - migreren, verhuizen, verkassenmove, move house - bevenquake, tremor - overbrengen, transporteren, vervoeren, voerentransport - samenbrengen, samenkomencongregate - strike out - jump, jump off, leap - slip[Spéc.]

beweging, mechaniekmotility, motion, move, movement[Dérivé]

rondsturen, rondzenden, verspreidencirculate, mobilise, mobilize - bewegen, verhangen, verleggen, verplaatsen, verroeren, verschuiven, verzettendisplace, move, rehang, shunt - move out, remove, take out[Cause]

sparren, trainenexercise, train, -work, work out - dragenbear - enten, inenten, overenten, overplanten, transplanterengraft, transplant - aanduwen, douwen, drukken, duwen, opschuiven, persenforce, push[Domaine]

hangen, hechten, staan, stilstaan, stilzitten, stoppen, vastliggen, vastzittencome to a halt, come to a standstill, come to a stop, halt, pull up, stand still, stop[Ant.]

move (v.) • omgooien (v.) • throw (v.)

-