Contenu de sensagent
Lettris
Lettris est un jeu de lettres gravitationnelles proche de Tetris. Chaque lettre qui apparaît descend ; il faut placer les lettres de telle manière que des mots se forment (gauche, droit, haut et bas) et que de la place soit libérée.
boggle
Il s'agit en 3 minutes de trouver le plus grand nombre de mots possibles de trois lettres et plus dans une grille de 16 lettres. Il est aussi possible de jouer avec la grille de 25 cases. Les lettres doivent être adjacentes et les mots les plus longs sont les meilleurs. Participer au concours et enregistrer votre nom dans la liste de meilleurs joueurs ! Jouer
Dictionnaire de la langue française
Principales Références
La plupart des définitions du français sont proposées par SenseGates et comportent un approfondissement avec Littré et plusieurs auteurs techniques spécialisés.
Le dictionnaire des synonymes est surtout dérivé du dictionnaire intégral (TID).
L'encyclopédie française bénéficie de la licence Wikipedia (GNU).
Traduction
Changer la langue cible pour obtenir des traductions.
Astuce: parcourir les champs sémantiques du dictionnaire analogique en plusieurs langues pour mieux apprendre avec sensagent.
Dernières recherches dans le dictionnaire :
calculé en 0.047s
factotum (en)[Domaine]
instance (en)[Domaine]
eruitzien, ogen, tonen, zien — parecer - lijden aan, opvreten, pijn hebben, vergaan — doler, padecer de, sentir dolor, sufrir, sufrir de, tener dolor - goed gaan, goed staan, het goed doen — caer bien, estar bien, estar bueno, estar en plena forma, ir bien, sentar bien - subir (fr) - zich voelen — encontrarse, sentirse - blijven, uitblijven, wegblijven — mantenerse, quedarse - doorgaan - fonkelen, sprankelen — lucirse - epateren, in verwarring brengen, puzzelen, verbazen, verbijsteren, verwarren, verwonderen — asombrar, aturdir, confundir, dejar perplejo, desconcentrar, desconcertar, desorientar, embrollar, enredar, ofuscar, pasmar, turbar - plaatsen, zich bevinden - point (en) - behoefte, behoeven, disfunctioneren, hoeven, mankeren, nodig hebben, schelen, vereisen — hacer falta, necesitar, precisar, querer, requerir - compact, pack (en) - liggen, liggend, rusten — apoyar, apoyarse - couper (fr) - enfadarse, indignarse, rabiar - rondhangen — ir de aquí para allá, merodear - aandoen, dunken, eruitzien, er uitzien, lijken, ogen, optreden, ruiken, schijnen, toelijken, toeschijnen, tonen, verschijnen, voorkomen, zien — aparecer, comparecer, parecer, parece ser que - blijken — parecer - danken, schuldig zijn — deber - aanbehoren, behoren tot, toebehoren, toebehoren aan, van, zijn van — pertenecer, pertenecer a, ser de, ser propiedad de - dekken — cubrir, llegar para - vertegenwoordigen - account (en) - cut across (en) - beginnen - beginnen - aanliggen, liggen, staan - definirse, delimitar, especificar - gaan — estar, ser - betekenisvol zijn, kloppen — tener sentido - bestaan, bestaan uit, gelijkstaan — componerse de, consistir en, constar de - blijken, leiden, resulteren, uitdraaien, uitlopen, uitmonden, uitpakken, uitvallen, vallen — demostrar, probar, resultar - account for (en) - achterblijven, overblijven, overschieten, resten, resteren - bijstaan, gereedstaan, klaarstaan, plakken — adherirse a, mantenerse fiel - echtbreken, fröbelen, knutselen, lanterfanten, leeglopen, lummelen, rondbanjeren, rondhangen, rondlummelen, rotzooien, slungelen, straatslijpen, treuzelen, vreemdgaan — correr por, dar vueltas, deambular, demorarse, entretenerse, haraganear, holgazanear, perder el tiempo, pulular, quedarse, rezagarse - bedragen, belopen, gelijkstaan met, komen op — ascender a, elevarse a, equivaler, hacer, ser, subir a, sumar, venir a ser lo mismo - belangrijk zijn, er iets toe doen, ertoe doen, er toe doen, er wel toe doen, gelden, iets kunnen schelen, iets uitmaken, meespelen, meespreken, relevant zijn, schelen, spelen, tellen, ter zake doen, uitmaken, van belang zijn, van betekenis zijn, verrekken, verrotten, wel kunnen schelen, wel uitmaken — contar, importar, importar a, ser de importancia, ser importante, ser relevante, tener importancia, tener relevancia - rate (en) - recht hebben op, toekomen, verdienen, waard zijn — ameritar, merecer, ser digno de, valer - lonen, renderen - shine (en) - fall (en) - afhangen van, berusten — depender, depender de - ten grondslag liggen aan — estar debajo de - être en mauvais état (fr) - tegengesteld zijn — apretar - incarner, personnifier (fr) - plaats hebben voor — tener cabida - bedragen, belopen, komen, maken, worden, zijn — valer - meten — medir - gonzen, gonzen van de activiteiten, roezemoezen, roezen — bullir, en actividad estar, zumbar - overvloedig aanwezig zijn, overvloedig zijn — abundar - afwijken, niet goed bekomen — no estar calificado, no estar preparado, sentar mal - aangapen, gapen — mirar boquiabierto - de neiging hebben, de neiging hebben om, de neiging hebben tot, plegen, tenderen, zwemen — tender a, tener tendencia a - dérouler (fr) - meespelen — constar, figurar - être urgent, presser, urger (fr) - razen, woeden — arrasar, bramar, desarollarse ferozmente, enfurecerse, hacer estragos - betreffen, samenhangen met, verband houden met, verbonden zijn met — con relación a, estar conectado con, estar relacionado, guardar relación con, interrelacionarse, relacionar con - bronstig zijn — estar en celo - stagner (fr) - stagneren — estancarse - handig zijn, van pas komen — ser útil, servir - squat (en) - porter la guigne (fr) - dreigen, ophanden zijn, op handen zijn, op komst zijn — amenazar, ser inminente - variëren — variar - aanblijven, blijven, overblijven — continuar, permanecer, quedar, quedarse, seguir - venderse - être traduisible (fr) - bijdraaien — dirigir - dirigirse, ir a, marchar - vergelijken — compararse, poderse comparar - komen, staan, vallen - rencontrer, rentrer (fr) - graviter (fr) - betalen, verdienen - diverger (fr) - uitblinken — brillar, destacar, sobresalir - être iridescent, être irisé (fr) - schuilen, schuilgaan - staan — alzar, estar de pie, levantar, poner de pie - planer (fr) - litter (en) - gelegen komen, passen, staan, treffen, van pas komen, verhouden — llegar oportunamente, ser conveniente, ser oportuno, venir a propósito, venir bien, venir de primera - eindigen - passen, sluiten, zitten — caber, quedar, ser apropiado - blootstaan, openstaan, vaceren, vrijstaan - ontspannen - behoren, horen, ressorteren, vallen - behoren, betamen, horen, passen - afbuigen, buigen, kronkelen — hacer curva, serpentear, torcerse, zigzaguear - emburujarse, hacer un revoltillo, mezclar, mezclarse - beloven, toezeggen, voorspellen - aguantar, coger, llevar, soportar - lavarse, limpiarse - trekken — atraer, llevar - wassen — lavar, lavarse - balanceren - ser proceder de - interpréter, jouer (fr) - test (en) - seem (en) - voldoen aan — satisfacer - beat (en) - hold (en) - contain (en) - connect (en) - vendre (fr) - sell (en) - doden - make (en) - décorer, embellir (fr) - consist (en) - travailler (fr) - lubrifier (fr) - breathe (en) - trim (en) - swing (en) - osculate (en) - retard (en) - transplanter (fr) - adherirse - bezwaar maken — objetar - stick (en) - recognize (en) - distribute (en) - put out (en) - behoren, behoren tot, deel uitmaken van, deel zijn van, horen, lid zijn van, ressorteren, thuishoren, thuishoren bij, toebehoren, toehoren, vallen, zijn — formar parte de, pertenecer a, ser miembro - versieren - suck (en) - count (en) - bake, broil (en) - nager (fr) - duizelen — dar vueltas - belong (en)[Spéc.]
bestaan (v.) • bevinden (v. trans.) • estar (v.) • ser (v.) • steken (v.) • uitmaken (v. trans.) • verkeren (v.) • vormen (v. trans.) • zijn (v.) • zitten (v. intr.)
-