Contenu de sensagent

  • définitions
  • synonymes
  • antonymes
  • encyclopédie

Lettris

Lettris est un jeu de lettres gravitationnelles proche de Tetris. Chaque lettre qui apparaît descend ; il faut placer les lettres de telle manière que des mots se forment (gauche, droit, haut et bas) et que de la place soit libérée.

boggle

Il s'agit en 3 minutes de trouver le plus grand nombre de mots possibles de trois lettres et plus dans une grille de 16 lettres. Il est aussi possible de jouer avec la grille de 25 cases. Les lettres doivent être adjacentes et les mots les plus longs sont les meilleurs. Participer au concours et enregistrer votre nom dans la liste de meilleurs joueurs ! Jouer

Dictionnaire de la langue française
Principales Références

La plupart des définitions du français sont proposées par SenseGates et comportent un approfondissement avec Littré et plusieurs auteurs techniques spécialisés.
Le dictionnaire des synonymes est surtout dérivé du dictionnaire intégral (TID).
L'encyclopédie française bénéficie de la licence Wikipedia (GNU).

Traduction

Changer la langue cible pour obtenir des traductions.
Astuce: parcourir les champs sémantiques du dictionnaire analogique en plusieurs langues pour mieux apprendre avec sensagent.

Dernières recherches dans le dictionnaire :

calculé en 0.046s


 » 

dictionnaire analogique

zelf - meerderjarige, volwassene - avonturier, fortuinzoeker, gelukzoeker, goudzoeker, vrijbuiter - personne inhabituelle, personne insolite (fr) - adressant, benoemde, examinanda, examinandus, gegadigde, genomineerde, kandidaat, kandidate, kanshebber, kanshebster, rekestrant, rekwestrant, sollicitant, sollicitante, verzoeker, werkzoekende - appointee, appointment (en) - kapitalist, kapitaliste, plutocraat - wie gevangen neemt - perturbateur des usages (fr) - color-blind person (en) - buma, burger, burgerman, burgermannetje, gewoon burger - communicator - concurrent, deelnemer, mededinger, medestrever, medestrijder - bloodaard, jakhals, laf, lafaard, lafbek, platbroek - maker, producent, scheppend, schepper, schepster, vervaardiger - polemist - ing., ingenieur, ir., onderhoudstechnicus, techneut, technicus, technologe, technoloog - cabaretier, cabaretière, conferencier, conférencier, conferencière, entertainer, kleinkunstenaar - expérimentateur (fr) - connaisseur, deskundige, deskundoloog, expert, kenner, routinier, schatter, specialist, taxateur, taxatrice - visage (fr) - dame, gleuf, gleufdier, juffrouw, mens, mevr., mevrouw, mokkel, mw., tante, vrouwmens, vrouwspersoon, vrouwtje, wijf, wijfie, zij - einzelgänger, individualist, individualiste, solist - bewoner, bewoonster, ingezetene, inwoner, inwoonster - autochtoon, inboorling, inboorlinge, ingeborene, inheemse, inlander, inlandse, inwoner, native, oerbewoner, oerbewoonster, oorspronkelijke bewoner, oorspronkelijke bewoonster - ingénue, naïeveling, naïevelinge, onwetende - egghead, egg-head, highbrow, high-brow, intellectueel, intellektueel - jeugdboek, jongmens, kinderboek - amant, galant, hartedief, hartediefje, hartelap, hartendief, hartendiefje, hartenlap, hartje, kloris, lief, liefje, liefste, lieveling, lieverd, lieverdje, lover, meisje, minnaar, schat, schatje, schattebout, vriend, vriendin, vrijer, vrindje - baas, concertmeester, hoofdman, koploopster, koploper, kopman, leider, leidersfiguur, leidsman, leidster, lijstaanvoerder, lijsttrekker, meester, meesteres, voorman, windbreker - baas, basserool, broger, gabber, gast, heer, heerschap, jongen, kerel, klant, knaap, man, mannetje, mannetjes-, mannetjesdier, manspersoon, meneer, mijnheer, pief, vent - gestionnaire d'argent (fr) - onderdaan, staatsburger - athée (fr) - chômeur (fr) - evenknie, gelijk, gelijke, leeftijdgenoot, pair, peer, zo iemand/iemand - bijzitter, observant, observator, observatorium, observatrice, sterrenwacht, toeschouwer, waarneemster, waarnemer - personne du perchoir (fr) - voorloopster, voorloper - primitief, primitieven - gelovige - sensualist - reiziger - ongelukkige, ongelukskind - persona non grata - personne inexpérimentée (fr) - arbeider, arbeidskracht, kracht, loontrekker, tewerkgestelde, werker, werkkracht, werkmier, werknemer - Afrikaan, Afrikaanse - personne de couleur (fr) - moor, neger, negerin, nikker, roetmop, zwart, zwarte - Kaukasiër, witspeler - Indiaan, Westindiër, Westindische - Slaaf, Slavisch, Slavische - gentile (en) - Hebreeër, Hebreeuwer, Hebreeuws, Hebreeuwse, Israëliet, Jodin, Jood - Bélier (fr) - Taureau (fr) - Gémeau (fr) - Cancer (fr) - Lion (fr) - Vierge (fr) - balance (fr) - Scorpion (fr) - Sagittaire (fr) - Capricorne (fr) - Verseau (fr) - Poisson (fr) - afschuw, gruwel - abstinent - boffer, bofkont, bollebof, gelukkige, geluksvogel, gelukzak, goudvink, mazzelaar, mazzelkont, succes - amice, bekende, compagnon, deelgenoot, gabber, gezel, kameraad, kennis, kloris, kompaan, kornuit, liefje, maat, makker, meisje, schatje, vriend, vriendin, vrijer, vrind, vrindje - acquéreur (fr) - actif (fr) - acteur, actrice, doener, iemand die iets doet, practicus, pragmaticus - jurylid - bewonderaar - aangenomen kind, adoptiekind, pleegkind - antagonist, antagoniste, opponent, opponente, opposant, opposante, tegenpartij, tegenspeelster, tegenspeler, tegenstander, tegenstandster, tegenstemmer, tegenstreefster, tegenstrever, vijand, vijandin, wederpartij - advisee (en) - bepleiter, exponent, fakkeldrager, patroon, representant, strijder, verdediger, verdedigster, vertegenwoordiger - affiant (en) - amateur, hobbyist, liefhebber, niet-professioneel - alpagueur, appréhendeur, argougneur (fr) - appréciateur (fr) - arrogateur (fr) - autoriteit, gezag - autodidact - kangoeroe mannetje - baby buster, buster (en) - mauvais garçon (fr) - personne mauvaise (fr) - favus, kaalkop, kletskop - anti-conformiste (fr) - banderillero, matador, matadorspel, picador, stierevechter - bader - beard (en) - bedgenoot, bijslaap - beste - bijter - blondine, blondje - bodybuilder, body-builder, bodybuildster - bommengooier - brunette - buster (en) - examenkandidaat, examinandus, geëxamineerde, gegadigde, kand., kandidaat, sollicitant - cas (fr) - cashier (en) - boemelaar, celebrant, feestganger, feestneus, feestnummer, feestvierder, fuifnummer, lolmaker, pretmaker - kameleon - charmeur (fr) - benjamin - chutzpanik (en) - agent de fermeture (fr) - personne maladroite (fr) - collectioneur, verzamelaar - combattant, kampvechter, oorlogspartij, strijder, strijdster, vechter, vechtster - complexifieur (fr) - compulsionnel (fr) - utilisateur d'ordinateur (fr) - contemplatif (fr) - bekeerling, bekeerlinge, convertiet, proseliet - afkijker, na-aper, navolger - compteur (fr) - rampeur (fr) - schepsel - beer, crediteur, niet{#169}Brit met Brits staatsburgerschap, schuldeiser - danseur (fr) - afgestorvene, overledene - debaser (fr) - debiteur, debitrice, gedelegeerde, lener, schuldenaar, schuldenares - défécant (fr) - delayer (en) - fournisseur, leverancier, toeleverancier - demandeur, solliciteur (fr) - différenciateur (fr) - disentangler, unraveler, unraveller (en) - andersdenkende, concurrent, dissident, mededinger, medestrever, medestrijder, protesteerder, protesteerster - divider (en) - compagnon, équivalent conjoint (fr) - double, dubbel, dubbelganger, dubbelgangster, stand-in - dresser (en) - pingelaar - cocaïneverslaafde, druggebruiker, drugsgebruiker - ectomorphe (fr) - effecteur (fr) - Elizabethan (en) - émotif, sentimental (fr) - endomorph (en) - enjoyer (en) - étudiant (fr) - ontdekkingsreiziger, ontdekkingsreizigster, verkenner, verkenster - extravert, extraverte, extrovert, extroverte - amateur, liefhebber - faller (en) - attacheur (fr) - beheerder, boedelheerder, pandhouder, vogd - first-rater (en) - aanhanger, adept, adherent, leerling, volgeling - esprit libre (fr) - amice, compagnon, deelgenoot, gabber, gezel, kameraad, kloris, kompaan, kornuit, liefje, maat, maatje, makker, meisje, schatje, vriend, vriendin, vriendinnetje, vriendje, vrijer, vrind, vrindje - vluchteling, vluchtelinge, voortvluchtige - gagnant (fr) - gainer, weight gainer (en) - gokker, gokster, speelster, speler - gatekeeper (en) - gatherer (en) - bon (fr) - personne bonne (fr) - concédant (fr) - hôte (fr) - grinner (en) - maugréeur (fr) - grommeleur, grondeur (fr) - gisser, rader - gehandicapt, gehandicapte, invalide, minder-valide - hater - hetero, heterofiel, heteroseksueel, heterosexueel - flikker, handjeklap, holebi, homo, homofiel, homoseksueel, homosexueel, transseksueel - homuncule (fr) - hoop, toeverlaat - espérant, personne pleine d'espoir (fr) - huddler (en) - hugger (en) - immune (en) - polishouder, polishoudster, verzekerde, verzekeringneemster, verzekeringnemer, verzekeringsneemster, verzekeringsnemer - translateur, vertaler - binnenvetter, eigenheimer, introverte, in zichzelf gekeerd iemand, stille - Jat (en) - gem, jewel (en) - dodelijk, killer, moordenaar - bloedverwant, bloedverwante, familielid, maag, nabestaande, nabestaanden, naverwant, verwant, verwante - kneeler (en) - knocker (en) - connaisseur, sachant (fr) - grand (fr) - Latijn - laugher (en) - cursist, cursiste, kursist, kursiste, schooljongen - linkerhandschoen - leven, mensenleven - fusible (fr) - polyglot, talenkenner, talenknobbel, talenwonder - geletterde - liver (en) - longer, thirster, yearner (en) - franc-tireur (fr) - machine (fr) - expéditeur (fr) - ontevredene - figuur, homo sapiens, mens, mensenkind, persoon, sterveling, ziel - manipulator - individu isolé (fr) - masturbateur, onaniste (fr) - meter - sous-participant (fr) - mésomorphe (fr) - métis (fr) - middlebrow (en) - wonderdoener - misogame (fr) - métis (fr) - moderne (fr) - mère poule (fr) - mutilateur (fr) - dénommeur, nommeur (fr) - naamgenoot - négligent (fr) - aanwonenden, buren, buur, buur; buurman, buurland, buurman, buurvrouw, evenmens, evennaaste, gebuur, medemens, naaste, nabuur, nevenman, omwonenden, tafeldame - neutralist - paroissien, quidam (fr) - nonparticipant (en) - nonperson, unperson (en) - niet-roker - nude, nude person (en) - nurser (en) - occultist - optimist, optimiste - orphan (en) - ostrich (en) - ejector, ouster (en) - kasteloze - buitenmens - bezitster, bezitter, eigenaar, eigenares - cocotte en porcelaine à feu, dorloteur (fr) - pansexual (en) - excuseur, pardonneur (fr) - associé, compagnon, coöperator, danser, danspartner, firmant, handelsgenoot, maat, medespeler, partner, tafeldame, teamgenoot, vennoot - partie (fr) - passer (en) - persoon - imitatie - perspirer, sweater (en) - philosophe (fr) - van de lid selectiecommissie - pisseur (fr) - ontwerper, planner, planoloog - powderer (en) - preserver (en) - proposant (fr) - public relations person (en) - achtervolger - pussycat (en) - quarter (en) - lafaard - diehard, extremist, hardliner, radicaal, radikaal, ultra - realist - rectifier (en) - rode, roodharige, rooie, vuurtoren - détenteur de permis, inscrivant, personne inscrite (fr) - modérateur (fr) - repeater (en) - inlegger, redder, spaarder, verlosser - personne au repos (fr) - contrôleur (fr) - revenant (en) - rijkaard, rijke, rijke stinkerd - rechtshandige - lève-, leveur (fr) - folâtreur, folichonneur, gambadeur (fr) - bolkop - baas, bestuurder, bewindspersoon, leider, meester, meesteres, regeerder - rusher (en) - geleerde, geletterde, natuurwetenschapper, wetenschapper, wetenschapsbeoefenaar, wetenschapsman, wetenschapsmens - scratcher (en) - stakker, stakkerd, stumper, stumperd, zielepoot - cloud seeder, seeder (en) - visiteur - gevoelsmens, romanticus - objet sexuel (fr) - mover and shaker, shaker (en) - ondertekenaar, ondertekenaarster - lobbes, onnozele hannes - six-footer (en) - schuifster, schuiver, slipper, slipster - heloot, lijfeigene, slaaf, slavin - esclave (fr) - slaapkop, slaapmuts, slaapster, slaapzak, slaper - traîne-savate (fr) - personne de petite taille, petite personne (fr) - smasher (en) - sourieur (fr) - sneezer (en) - viesneus - sniffler, sniveler (en) - snuffer (en) - renifleur (fr) - socialiser, socializer (en) - soort - sounding board (en) - sphinx (en) - expectorator, spitter (en) - sprawler (en) - spurner (en) - scheeloog - stifler (fr) - personne couverte de stigmate (fr) - stooper (en) - lutteur (fr) - proefkonijn - cédant (fr) - survivaliste (fr) - overlevende - verdachte - tapeur (fr) - verleider - termer (en) - bedreiging, enfant terrible, lastpot - testateur - maigre (fr) - third-rater (en) - lanceur (fr) - tijger - toucheuse (fr) - transfert (fr) - transexual, transsexual (en) - tootsie, transvestiet, travestiet, travo - doorzetter, penseelstreek, toets, touche - tyrant (en) - déballeur, dépaqueteur (fr) - gebruiker, gebruikster, verbruiker, verbruikster - le vanisher, vanisher (fr) - benadeelde, dupe, gedupeerde, offerdier, pineut, slachtoffer - Victoriaan - visionary (en) - attendeur, attentiste (fr) - waker (en) - walk-in (en) - demandeur (fr) - jeugdlid, pupil, voogdijkind - krijger, krijgsman, krijgster, strijder - veilleur (fr) - bloemzak, slappeling, zwakkeling - kronkelaar, kunstaas - cligneur (fr) - refuseur (fr) - getuige - bâilleur (fr) - nul - idealist, idealiste - oningewijde - boer, boerin, buitenman, buitenmens, kever, klei-os, landbouwer, landman, plattelander, provinciaal, veehouder - computerprogrammeur, computerprogrammeuse, programmeur, programmeuse - arbeider, proletariër - slaper - cariye (tr) - behoeder, beschermer, beschermheer, beschermster, beschermvrouw, beschermvrouwe, bewaarder, bewaker, hoeder, protector, schutsheer, titelverdediger, verdediger, verdedigster, voogd - curator, geadresseerde, ontvanger, ontvangster - Europeaan, Europese - collega, medewerker, metgezel - fabrikant, industrieel, producent, productiechef, productieleider, productmanager, product manager, produktiechef, produktieleider, produktmanager, programmamaker, vervaardiger - held, heldin, toonbeeld - aanstoker, aanstookster, betwister, concurrent, deelnemer, medeminnaar, provocateur, provocateuse, rivaal, rivale, uitdager - impresario, kermisbaas, kermisexploitant, kermisgast, kermisklant, producer, programmamaker, regisseur, theateragent - docent, docente, frik, instructrice, leerkracht, leraar, lerares, onderwijsgevende, onderwijskracht, schoolfrik, schoolvos - native (en) - loved one (en) - abator (en) - abjurateur (fr) - agnost - ancient (en) - anti (en) - anti-américain (fr) - archaist (en) - assessee (en) - asthmatique (fr) - birth (en) - bloggueur, blogueur (fr) - bluecoat (en) - censeur (fr) - counterterrorist (en) - invalide, kneus, kneusje - dove - diéteur (fr) - dyslectic (en) - ethnic (en) - sauteur (fr) - jonger, jongst, junior, junioren - kink (en) - married (en) - monolingual (en) - timide (fr) - non partisan (fr) - nonresident (en) - player (en) - posturer (en) - segregate (en) - sex symbol (fr) - showman (en) - kerel, sportieve meid - étranger (fr) - surnuméraire (fr) - tagger (en) - tagger (en) - totemist (en) - Frederick Jackson Turner (fr) - visually impaired person (en) - weasel (en) - matérialiste (fr) - de laatste[Spéc.]

individualiteit[Propriété~]

eenmans-, individueel[Rel.App]

humaan, menselijk, menswaardig[Rel.Pr.]

persoonlijk opvatten - personifiëren - srefelijk, sterfelijk, sterfelijke - nature personnelle, personnalité, statut de personne (fr)[Dérivé]

eigenheid, identiteit, individualiteit, personaliteit - anatomie, gedaante, gestalte, lijf, lijfje, ontleedkunde, verschijning, vlees[Desc]

eenling (n.m.) • enkeling (n.m.) • figuur (n.f.) • iemand (n.) • individu (n. neu.) • mens (n.m.) • menselijk wezen (n. neu.) • particulier (n.m.) • persoon  • sterveling (n.m.) • stervelinge (n.f.) • zelfstandige (n.) • ziel (n.)

-