Contenu de sensagent
- définitions
- synonymes
- antonymes
- encyclopédie
Lettris
Lettris est un jeu de lettres gravitationnelles proche de Tetris. Chaque lettre qui apparaît descend ; il faut placer les lettres de telle manière que des mots se forment (gauche, droit, haut et bas) et que de la place soit libérée.
boggle
Il s'agit en 3 minutes de trouver le plus grand nombre de mots possibles de trois lettres et plus dans une grille de 16 lettres. Il est aussi possible de jouer avec la grille de 25 cases. Les lettres doivent être adjacentes et les mots les plus longs sont les meilleurs. Participer au concours et enregistrer votre nom dans la liste de meilleurs joueurs ! Jouer
Dictionnaire de la langue française
Principales Références
La plupart des définitions du français sont proposées par SenseGates et comportent un approfondissement avec Littré et plusieurs auteurs techniques spécialisés.
Le dictionnaire des synonymes est surtout dérivé du dictionnaire intégral (TID).
L'encyclopédie française bénéficie de la licence Wikipedia (GNU).
Traduction
Changer la langue cible pour obtenir des traductions.
Astuce: parcourir les champs sémantiques du dictionnaire analogique en plusieurs langues pour mieux apprendre avec sensagent.
Dernières recherches dans le dictionnaire :
calculé en 0.078s
dictionnaire analogique
tid — t, t. - snabbt — snel - bestendig, duurzaam, hecht - årligen, årsvis, om året, per år — elk jaar, ieder jaar, jaarlijks - hastigt, snabbt — snel - bestående, permanent, varaktigt — permanent, vast, voor altijd, voorgoed - för tillfället, provisoriskt, temporärt, tillfälligt — tijdelijk, voorlopig - tisdag — di, di., dinsdag - interminablement (fr) - långsamt, trögt — traag - continuellement (fr) - kontinuerligt, oavbrutet, oupphörligt, sammanhängande — aldoor, alsmaar, onafgebroken, ononderbroken, onophoudelijk - ålderdom[] — leeftijd, levensavond, ouderdom - kontinuerlig, oavbruten, sammanhängande — ononderbroken - modern, nutida — contemporain, eigentijds, hedendaags - föråldrad, omodern — achterhaald, ouderwets, verouderd - nästan föråldrad — verouderend - tidig — vroeg - tidig - mellersta, mittersta — middelste - före detta, förra, förre, sent — laat, late, te laat, verlaat, voormalig - postum — postuum - alt. arbetare i alla länder, arbetare i alla länder, arbetare i alla länder förenen er!, förena er!, förena er! alt. proletärer i alla länder, förenen eder!, lång[], långdragen, utdragen — landurig, lang, langdradig, langdurig, langgerekt, proletariërs aller landen, verenigt U! - bestående, varaktig — bestendig, duurzaam, hecht - ändlös, oändlig — eindeloos - kort, kortfattad, kortvarig — kort - som varar ett ögonblick, tillfällig — kortstondig - bestående, permanent, stadigvarande — permanent, vast - bestående, varaktig — blijvend, permanent - ändlös, evig, evighets, evinnerlig, oavbruten, ständig — aanhoudend, eeuwig, eeuwigdurend, eindeloos, tijdeloos, tijdloos - temporaire (fr) - efemär, flyktig, kortvarig, obeständig, övergående — kortstondig, vergankelijk, vluchtig, voorbijgaand - flyktig, förbleknande, förgänglig, försvinnande — vergankelijk, voorbijgaand - årlig, års- — jaar-, jaarlijks, jaarlijkse - vecko- — wekelijks - period, tidsrymd — periode, tijd, tijdruimte, tijdsafstand, tijdsduur, tijdsruimte, tijdsspanne, tijdsverloop - époque moderne, temps modernes (fr) - förflutet, förflutna, forntid — verleden, verleden tijd, vroegere tijd - historie- - blivande — eeuwigheid, futurum, hiernamaals - -dags, tid, tidpunkt — tijd, tijdstip - d - kontinuum, sammanhängande enhet — continuum, continuüm - histoire (fr) - [] klockan [] — tijd - varaktighet — duur, lengte, tijdsduur - échelle de temps, éphéméride (fr) - arbetsvecka — week, werkweek - vecka, -vecka — week, werkweek - jour, journée (fr) - livslängd, livstid — gebruiksduur, levensduur - vie (fr) - levensduur - duizend jaar - det förflutna, förr - förväntad livslängd, medellivslängd, sannolik livslängd — levenskans, levensverwachting - död, döden, dödsfall — dood, doodstraf - liv efter detta — eeuwigheid, hiernamaals, leven na de dood, onderwereld - leeftijd, levensavond, ouderdom - kinderjaren - pubertet — puberteit, puberteitsjaren - åldern mellan tjugo och trettio år, tjugotalet — de jaren twintig, tussen de twintig en dertig - trettiotalet — de jaren dertig - années 1940 (fr) - femtiotalet — de jaren vijftig - sextiotalet — de jaren zestig - sjuttiotalet — jaren zeventig - åldern mellan åttio och nittio år, åttiotalet — de tachtig, jaren tachtig - åldern mellan åttio och nittio år, åttiotalet — in de tachtig, jaren tachtig - nittiotalet — de jaren negentig - åldern mellan nittio och hundra år, nittiotalet — de jaren negentig, tussen de negentig en de honderd - âge électoral (fr) - d, feestdag - Inauguration Day (fr) - schrikkeldag - festival, muziekfeest, muziekfestival - söndag — zo., zondag - måndag — ma., maandag - onsdag — wo., woensdag - torsdag — do., donderdag - fredag — vr., vrijdag - lördag — za., zaterdag - sabbat, vilodag — sabbat, sjabbes - dag, dagtid, dygn — dag, overdag - morgon — aurora, dageraad, Eos, morgen, morgenkrieken, morgenlicht, morgenstond, ochtend, ochtendgloren, ochtendkrieken, ochtendlicht, ochtendstond, v.m., voorm., voormiddag - klockan tolv på dagen, middag, middagstid — 12 uur, middag, middaguren, middaguur, namiddag, noen - afton, kväll — avond, avondstond, heiligavond - bästa sändningstid — primetime, prime time - nattetid — nacht - kväll — avond - nuit (fr) - obscurité, ténèbres (fr) - midnatt — middernacht - läggdags — bedtijd - dagning, gryning, soluppgång — aurora, dageraad, Eos, morgen, morgenkrieken, morgenlicht, morgenrood, morgenschemering, morgenstond, ochtend, ochtendgloren, ochtendkrieken, ochtendlicht, ochtendschemering, ochtendstond, opkomst, v.m., voorm., voormiddag, zonsopgang - skymning - -vecka - fjorton dagar, två veckor — veertien dagen - domedag, yttersta domen — bijltjesdag, dies irae, doemdag, doemsdag, oordeelsdag - avstånd, fjärran, håll — verte - tidkontroll, tidtagning — tijdmeting, tijdopneming, tijdregeling, tijdwaarneming - deadline, frist, tidsgräns — deadline, einddatum, sluitingsdatum, termijn, tijdgrens, tijdslimiet - Nuit de Walpurgis (fr) - oudejaar, Oudejaarsavond, oudejaarsdag, oudejaarsnacht, oudjaar, Silversteravond, Silvester, Silvesteravond, sylvesteravond - nyårsdag — jaarwisseling, nieuwjaar, nieuwjaarsdag, oudejaarsdag - Martin Luther King Day (fr) - 19 janvier (fr) - oudejaar, oudejaarsavond, oudejaarsdag, oudejaarsnacht, oudjaar, Silversteravond, Silvester, Silvesteravond, sylvesteravond - TET (fr) - nazomer - jour de la marmotte (fr) - 12 février (fr) - Valentijnsdag - 22 février (fr) - 2 mars (fr) - fête de la Saint-Patrick, fête nationale irlandaise (fr) - första april - 14 avril (fr) - första maj — één-meifeest, één-mei-feest - mors dag — moederdag - jour des forces armées (fr) - dodenherdenking - 3 juin (fr) - amerikanska flaggans dag - fars dag — vaderdag - 4 juillet (fr) - 17 septembre (fr) - 12 octobre (fr) - Journée des Nations unies (fr) - allhelgonaafton, Halloween — avond voor Allerheiligen, Halloween - julafton — kerstavond - allmän helgdag — nationale feestdag - allmän helgdag — feestdag - koninginnedag - 1er juillet (fr) - Fête Nationale, fête nationale française (fr) - wapenstilstandsdag - tacksägelsedag, tacksägelsedagen — nationale dankdag, Thanksgiving Day - jaar, kalenderjaar, planeetjaar - skottår — schrikkeljaar - kalenderjaar - keerkringsjaar, zonnejaar - j., jaartal, kalenderjaar - år — j., jaar - halv termin, kvartalstermin — trimester - jour (fr) - kalendermaand - mi-avril (fr) - midsommarafton — avond vóór Sint-Jan - prescription (fr) - period, tid — halfjaar, semester, term, termijn - stund, tid, tidpunkt, timme — h, stonde, uur - stund, tid, tidpunkt — h, uur - borreltijd, borreluur - rusningstid — piekuur, spits, spitsuur, topdrukte - []tid — jaargetij, vakantieperiode, vakantieseizoen - autumn, fall (en) - sommar, sommartid — bloeitijd, zomer, zomerseizoen, zomertijd, zomerweer - hondsdagen - säsong — campagne, seizoen - period, tid, tidevarv — tijdperk - [] evighet, evighet, evigheten — eeuwigheid, oneindigheid - i samma stund, just då, kick, minut, situation, slag, stund, tidpunkt — flits, min., minuut, momentje, punt, seconde, stonde, tel, tijd, ure, uur - tidpunkt — gelegenheid - tillfälle — gelegenheid - minut — minuut, moment, ogenblik, punt, seconde, tel - bråkdel av en sekund, nafs, ögonblick — jiffy, jiffybag, knipoog, ogenblikje, onderdeel van een seconde, oogwenk, twinkeling - génération, multiplication, reproduction (fr) - årsdag, födelsedag — anniversarium, geboortedag, gedenkdag, herdenkingsdag, jaardag, jaarfeest, jubelfeest, jubelfeestje, jubileum, verjaardag, verjaardagsfeest, verjaardagspartij, verjaarsfeest, verjaarspartij - jubileum — ambtsjubileum, gedenkjaar, jubelfeest, jubelfeestje, jubeljaar, jubileum - bruiloft, trouwdag - time out of mind (fr) - ansats, begynnelse, början, inledning — aanvang, aanvangstijd, begin, beginperiode, opmaat - avslutning, slut — einde, eindstreep, finish, meet, ontknoping - gräns — terminus ad quem - interim, interimaat, intermissie, overgangsfase, overgangsjaren, overgangsperiode, overgangstijd, tussenperiode, tussenstation, tussentijd - -dags, stund, -timme — plaats - tijd, tijdsafstand, tijdsduur - avbrott, intervall, mellanakt, rast, uppehåll — break, fermate, interruptie, onderbreking, pauze, rustpauze, tussenruimte, tussentijd - senareläggning, uppskjutande — naijleffect, wachttijd - interregnum — interimaat, interimregering, interim-regering, interregnum, overgangsfase, overgangsjaren, overgangsperiode, overgangsregering, overgangstijd, tussenperiode, tussenregering, tussenstation - halveringstid — halfwaardetijd, halveringstijd - cyclus - déphasage (fr) - skift — dienst, werktijd[Domaine]