Contenu de sensagent
Lettris
Lettris est un jeu de lettres gravitationnelles proche de Tetris. Chaque lettre qui apparaît descend ; il faut placer les lettres de telle manière que des mots se forment (gauche, droit, haut et bas) et que de la place soit libérée.
boggle
Il s'agit en 3 minutes de trouver le plus grand nombre de mots possibles de trois lettres et plus dans une grille de 16 lettres. Il est aussi possible de jouer avec la grille de 25 cases. Les lettres doivent être adjacentes et les mots les plus longs sont les meilleurs. Participer au concours et enregistrer votre nom dans la liste de meilleurs joueurs ! Jouer
Dictionnaire de la langue française
Principales Références
La plupart des définitions du français sont proposées par SenseGates et comportent un approfondissement avec Littré et plusieurs auteurs techniques spécialisés.
Le dictionnaire des synonymes est surtout dérivé du dictionnaire intégral (TID).
L'encyclopédie française bénéficie de la licence Wikipedia (GNU).
Traduction
Changer la langue cible pour obtenir des traductions.
Astuce: parcourir les champs sémantiques du dictionnaire analogique en plusieurs langues pour mieux apprendre avec sensagent.
Dernières recherches dans le dictionnaire :
calculé en 0.047s
contact, voeling - affirmeren, bevestigen, confirmeren, geconfirmeerd — confirmar, corroborar - in contact komen — comunicar - overbrengen — comunicar - bemiddelen, contact leggen/onderhouden, een goed woordje doen, intercederen — coordenar, interceder, servir de medianeiro - afdingen, afpingelen, dingen, marchanderen, negotiëren, onderhandelen, pingelen, sluiten — negociar - overhalen, overtuigen — conquistar, convencer, persuadir - aanmoedigen — animar - in de rede vallen, onderbreken, tussenbeide komen, zich — deixar falar, deixar terminar, escutar, interromper, intrometer-se, suspender - afkeuren, afvriezen, afwijzen, desapproberen, desavoueren, diskwalificeren, smalen, verachten, versmaden — recusar - instemmen, toestemmen — consentir - achteruitkrabbelen, terugkrabbelen, uittreden - afschaffen, afschrijven, annuleren, breken, delgen, herroepen, opheffen, tenietdoen, terugtrekken — rescindir, revogar - instemmen — concordar - bediscussiëren, bepraten, bespreken, bomen, discussiëren, discuteren, disputeren, doornemen, doorpraten, nababbelen, nakaarten, napraten, parlementeren, redekavelen, redetwisten, twisten — discutir - aandringen, aanhouden, insisteren - aantonen, demonstreren, de werking tonen van, openbaren, voordoen — demonstrar - terechtwijzen, vermanen — repreender - kastijden, louteren, tuchtigen — açoitar, castigar, humilhar - berispen — repreender - kwalijk nemen, verwijten — censurar - actualiser (fr) - draaien — ser ambíguo - verdraaien, vertekenen, verwringen — alterar - depreciëren, geringschatten, minachten, neerkijken, neerzien, spugen - chicaneren, haarkloven, hakken, miereneuken, muggenziften, muggeziften, vitten, vitten op, ziften — embromar - belasteren, kritiseren, kwaadspreken, lasteren, zwartmaken — caluniar, denegrir, difamar, fazer pouco de - belasteren, kwaadspreken — aviltar, caluniar, denegrir, desacreditar, difamar, vilipendiar - ophemelen, prediken, preken, uitbundig prijzen, uitdragen, verheerlijken, verkondigen — exaltar, louvar - kleineren — minimizar - bekampen, bestrijden, betwisten — contestar, impugnar, refutar - uitdagen, wraken — desafiar, discutir, disputar - in overweging geven, voorleggen — submeter - confereren, doktersvisite, visite - bewieroken — incensar - flemen, flikflooien, gatlikken, kontlikken, kruipen, meepraten, slijmen, strooplikken - behandelen, verdedigen, voorstaan — defender - inleiden, introduceren, kennis laten maken met, presenteren, voorstellen — apresentar, introduzir - voorstellen — apresentar - zeggen — dizer - roddelen, roddelen over — criticar - aftands, beklagen, betreuren, bewenen, jammeren, lamenteren, reclameren, rouwen, weeklagen, zeiken — deplorar, estar confiante, estar seguro - afroepen, exclameren, uitroepen, uitschreeuwen — exclamar - razen, schreeuwen, tieren — berrar, bramar, clamar, gritar, vociferar - verdraaien - duiden, expliciteren, preciseren, toelichten, verdietsen, verduidelijken, verhelderen, verklaren — esclarecer - noteren, opnoemen — enumerar - viser (fr) - expliciteren, in detail uitwerken, preciseren, toelichten, verdietsen, verduidelijken, verhelderen — desenvolver - aanstellen, acteren, bestikken, dramatiseren, komediespelen, spekken, toneelspelen - bestempelen, betitelen, karakteriseren, kenmerken, kenschetsen, kentekenen, kwalificeren, stempelen, tekenen, typeren — descrever - definia aren — definir - echoën, herformuleren, herhalen, nagaan, naspreken, navertellen, nazeggen, nog eens zeggen, oververtellen, repeteren — repassar, repetir, rever - uitspreken — articular, enunciar, pronunciar - formuleren, onder woorden brengen, verwoorden — expressar, formular - confirmer (fr) - aantonen, bewijzen, getuigen, getuigen van, hardmaken, staven — dar testemunho, testemunhar - aanvoeren, naar voren brengen — adiantar, andiantar, apresentar, propor - opmerken — comentar - specialiseren — especificar, particularizar, pormenorizar - aankaarten, aansnijden, aanzwengelen, beginnen, entameren, komen - aanroeren, aanstippen, zinspelen — mencionar - viser (fr) - toevoegen — acrescentar - babbelen, brabbelen, kakelen, keuvelen, kleppen, klessebessen, kletsen, kletsmeieren, kouten, kwebbelen, kwekkebekken, kwekken, kwetteren, leuteren, parlevinken, praten, ratelen, rebbelen, rellen, roddelen, snappen, snateren, tateren — bisbilhotar, cavaquear, falar, tagarelar - exprimer (fr) - doorsluizen, kanaliseren, overbrengen, overdragen, overrijden — sulcar - uitnodigen — convidar - inviter (fr) - tirer (fr) - aanhaken - communiceren, doorgeven, doorvertellen — comunicar - donner (fr) - aanmelden, inloggen - combineren, relateren - het uitzenden — transmissão - communicatie — comunicação - photojournalisme (fr) - telefoongesprek, telefoontje, telefoonverbinding, verbinding — chamada, comunicação - collect-call, gesprek voor rekening van de opgeroepene — chamada a cobrar, telefonema a cobrar - boordradio, radiocontact, radioverbinding, scheepsontvanger, scheepsradio — rádio - televisie — televisão - AM — modulação de amplitude - FM, frequentiemodulatie — FM - lichaamstaal — expressão corporal - dialog, dialogue, duologue (en) - colloquium, groepsgesprek, jaarvergadering, kringgesprek, symposion, symposium - taaldaad, taalhandeling, taaluiting, uiting - litanie — ladainha, litania - gedachtenlezen, telepathie, telepatie — telepatia[Domaine]
-